"Help mij het zelf te doen"
De slogan 'help mij het zelf te doen' vervat de kern van het Montessori onderwijs en de Montessori opvoeding. Het proces van 'groot' worden moet het kind zelf volbrengen: niemand kan dat voor hem of haar doen. Daarom is het volgens Montessori zo belangrijk dat het kind de vrijheid krijgt om zijn omgeving te ontdekken en de dingen zélf te doen die het zélf ook kan. Het kind heeft daarbij de hulp van de volwassenen in zijn omgeving nodig.
Pedagogische doelstelling
- Wij willen dat ieder kind ervaart: 'Wat ik doe, is belangrijk';
- We willen in elk kind het vermogen naar boven halen zich positief te onderscheiden;
- We willen elk kind kennen en herkennen aan zijn unieke eigenschappen;
- We willen elk kind stimuleren zijn unieke eigenschappen te gebruiken;
- We willen kinderen de ruimte geven keuzes te maken en hun eigen leren te organiseren.
- Elke kennis van blijvende waarde voor theorie en praktijk van de opvoeding moet berusten op gegevens die verkregen zijn door het meten en vergelijken van grote aantallen kinderen.-
Dit credo is het methodologisch uitgangspunt van Maria Montessori geweest. Met dit meten en vergelijken had zij echter geen momentopname op het oog, maar een voortdurende en systematische observatie van het kind tijdens zijn gehele ontwikkeling. Zo kwam zij tot haar visie op het kind en zijn ontwikkeling.
Een kind is actief, niet passief. Activiteit is kenmerkend voor 'leven' en dus inherent aan het kind: het is nieuwsgierig, leergierig en van nature behept met de drang om te weten. Een kind wordt niet uitsluitend door de omgeving gevormd: ontwikkeling is een proces waaraan het kind zelf een onvervangbare bijdrage levert.
Haar 'filosofie van de opvoeding' is nadrukkelijk gebaseerd op wetenschappelijke inzichten. Tijdens de eerste levensjaren is er een enorme energie en actiedrang in het kind aanwezig. Vanuit zichzelf wordt het gemotiveerd om zich te ontwikkelen, om te leren. Dat uit zich in een spontane belangstelling van kinderen. De onderwerpen van die belangstelling verschillen per kind en veranderen met verloop van een aantal fasen.
Dit betekent dat kinderen kortere of langere perioden ontvankelijk zijn voor bepaalde leergebieden. Als het kind zich in zo'n 'gevoelige periode' bevindt, is het in staat op dat moment een functie zeer intensief te ontwikkelen. Het is de taak en de deskundigheid van de leerkracht om op deze gevoelige perioden adequaat te reageren, door het juiste materiaal in de juiste omgeving aan te bieden.